Op Vakantie in Frankrijk, afgelopen zomer, schreef ik het volgende:
Lopend door het Franse land probeer ik mezelf in gang te houden. De laatste twee maanden heb ik wat minder gelopen. Zeg maar low profile. En nu ben ik me weer aan het voorbereiden op een doel in het najaar. Welk doel weet ik nog niet, maar dat zal er nog komen.
De weg is glooiend, maar de start is heuvel af. Mijn tempo ligt te hoog, want ik voel druk op mijn buik en mijn darmen. Natuurlijk zijn dat ook tekenen van mijn lijf dat de vorm er niet is. Mijn hersenen willen duidelijk meer dan mijn lichaam aankan. na een aantal kilometers ligt het tempo nog steeds hoog. Dat moet ook wel, want ik passeer een aantal tegenliggers. Hollanders die op vakantie zijn, en die net als ik zonodig moeten? En natuurlijk vind ik dan dat het er goed uit moet zien. Wie hou ik voor de gek?
M’n tempo begint al te normaliseren als ik een kruispunt op mijn route krijg. Linksaf is een korte ronde, maar naar rechts kan ik een heen en weertje maken om de tien vol te maken. Ik kies toch voor het serieuzere werk en ga rechtsaf. Spijt heb ik niet, en mijn cadans begint volgens mijn normale marathontempo te verlopen. Met die wetenschap dat ik nu maar tien kilometer loop.
Toch lijkt het erop dat ik lekker loop, waarschijnlijk ben ik weer door die zure appel heen. Maar vrij loop ik nog niet. Ik loop te werken, te harken, ondanks dat ik me probeer te concentreren op mijn techniek. Wat me opvalt is dat ik sneller loop als het omhoog gaat, terwijl mijn gevoel zegt dat ik harder ga als ik naar beneden loop. Zo zie je maar, soepel gaat het nog niet, de cadans moet nog komen. Als ik na de tien rustig terugwandel naar de camping, schaam ik me bijna voor de wandelaars die ik tegenkom. Waarom en voor wie? Ach ik loop toch ook voor mezelf.....
Reacties
Een reactie posten